28/01

Door de muur met Hanne Claes: "Mijzelf pushen als ik pijn heb, dat werkt niet"

claes-hanne-2019-wk-doha-belga-waem-dirk-6

Hanne Claes.

In onze reeks 'Door de muur' spreken we met onze beste atleten over training. Wat was hun zwaarste training ooit? Welke training doen ze graag? En welke veel minder graag? Om de twee weken vindt u bij ons het antwoord van een van onze elites. Vandaag Hanne Claes/DCLA, die recent overstapte van de LBFA richting VAL en al zeker is van deelname aan de Olympische Spelen in Tokio.

Verlopen jouw trainingsweken volgens een vast stramien?

"Ja, maar de invulling verandert om de drie à vier weken. Gedurende zo'n periode werken we wel min of meer dezelfde trainingen af op dezelfde uren ook altijd, dus je weet wat je te wachten staat."

Je bent momenteel op stage in Zuid-Afrika. Hoe ziet de trainingsweek er daar dan uit?

 "Op maandag doen we sprint in de voormiddag en kracht in de namiddag. Dinsdag zijn het langere sprints, 150'jes bijvoorbeeld. Op woensdag starten we met een nuchtere uithoudingstraining, bijvoorbeeld 4x5 minuten. In de namiddag doen we nog kracht. Donderdag doen we een zware, lactische training. Voor de meesten in de trainingsgroep is dat momenteel al redelijk specifiek, 300'en voluit bijvoorbeeld. Maar ik heb nog wat last van mijn enkel en moet voorzichtig zijn. Vrijdag doen we kracht voor de middag en sprongen na de middag. Zaterdag deden we aan het begin van deze stage een heuveltraining, maar ondertussen is dat voor de meesten een wedstrijdspecifieke training geworden. Zelf ben ik daar nog niet aan toe."

Zien de trainingen er op stage heel anders uit dan thuis?

"De hoeveelheid blijft hetzelfde, maar de kwaliteit ligt hoger. We lopen wat sneller en hebben ook meer tijd om op techniek te werken."

Welk soort training draagt jouw voorkeur weg?

"Hordetrainingen vind ik heel leuk, maar dit jaar heb ik er nog niet veel kunnen doen. Dinsdag heb ik wel een eerste keer 5x3 horden op wedstrijdafstand gedaan, en dat was superleuk. Ik was aangenaam verrast dat ik het juiste ritme al snel weer te pakken had. Sprinttraining ligt mij als ex-spurtster ook nog altijd goed."

Die hordetrainingen, in welke fase van het seizoen staan die vooral op het menu?

"Dat begint al tijdens de winteropbouw, maar dan is het meer op uithouding gericht. Of pure techniek met één, drie of vijf passen tussen kan ook in de winter. In januari trekken we elk jaar een eerste keer op stage en dat is het ideale moment om een eerste keer horden te doen op wedstrijdafstand. In februari en maart is het onderhouden, want de zwaardere trainingen kan je in de kou niet doen. In april gaan we altijd opnieuw op stage en daar gebruiken we elk moment om horden op wedstrijdafstand te trainen."

Welke training doe je niet graag?

"Trainingen die niet snel zijn, maar ook niet echt op uithouding gericht. Tien 300'jes aan 80 procent bijvoorbeeld. Dat geeft mij weinig voldoening. Je gaat niet snel, maar het is toch vermoeiend."

Welke training gebruik jij om te weten of je klaar bent voor een wedstrijd?

"Een 300 meter horden is een goeie indicator, eventueel twee keer in een training. Horden zes en zeven zijn voor mij het moeilijkst, en die heb ik mee in een 300 meter. Dus als dat goed lukt, zal het in wedstrijd ook goed gaan. Met de laatste twee horden heb ik weinig problemen."

Ben jij iemand die op training toptijden loopt?

"Heel soms gebeurt dat, maar eigenlijk ben ik iemand van de wedstrijden. Met adrenaline, druk en wedstrijdvibes kan ik veel meer. Ik ben niet iemand die gedurende de hele opbouw de pannen van het dak loopt. Ik geraak pas in vorm wanneer het nodig is, en mijn coach Jacques Borlée beheerst de kunst van het pieken heel goed."

Je zei daarnet dat je nog niet 100 procent fit bent. Is het moeilijk om daarmee om te gaan?

"Zeker, daar heb ik het heel moeilijk mee. Elke atleet wil liever lopen dat fietsen of aquajoggen, maar soms is het slimmer om niet te lopen. Ik heb een voorgeschiedenis van een achillespeesblessure die traumatisch is geweest, en dat zorgt nog altijd voor ongerustheid. Ik denk daar veel over na en het is geen fijne situatie, maar de kunst is om te luisteren naar mijn lichaam en mezelf niet te vergelijken met de meisjes die nu klaar zijn voor het indoorseizoen. Daar zou ik gefrustreerd van geraken. Het is niet makkelijk, maar ik heb ondertussen al wat ervaring en besef dat het belangrijkste nog altijd is om in Tokio 110 procent in vorm te zijn."

Op basis waarvan beslis jij of je lichaam klaar is om de trainingsload op te drijven?

"Het is een dunne lijn. Je wil de volgende stap zetten, maar soms is dat niet aan de orde. Wat voor mij helpt is een dagboek bijhouden: een score op tien noteren voor mijn ochtendstijfheid, mijn pijn bij aanvang van de training, na de training, de hoeveelheid zwelling, de warmte op een gevoelige plaats, hoe voelt het in rust enzoverder. Ik noteer alles. Als ik dan naar de dokter of kinesist ga, kunnen we analyseren wat geholpen heeft om de symptomen te doen afnemen."

Moet jij in zo'n revalidatieproces soms over een grens worden gepusht?

"Nee. Ik push mezelf van nature al te hard, dus ik moet afgeremd worden. Jacques weet dat ondertussen ook. Als ik zeg dat ik pijn heb, beseft hij dat het ernstig is. Het is een zaak van eerlijk zijn met jezelf: je wil zo graag trainen, maar je moet durven erkennen dat je nog te veel pijn hebt. Dat veroorzaakt soms interne dillema's."