17/05

Omkadering: hoofdfysiotherapeut Kathelijn Polspoel

belgaimage-33322728

Kathelijn Polspoel

Op kampioenschappen staan de spotlights vanzelfsprekend gericht op onze topatleten. Hun prestaties zijn het resultaat van heel wat trainingsarbeid en grote opofferingen. Achter de schermen dragen echter heel wat andere mensen hun steentje bij aan het succes. In de moderne sportwereld is de omkadering van een atleet van cruciaal belang. Daarom een interviewreeks met een aantal mensen uit de omkadering. Vandaag: hoofdfysio Kathelijn Polspoel.

Je hebt al een heel parcours afgelegd als kinesiste bij Atletiek Vlaanderen. Hoe is het voor jou allemaal begonnen?

“In 2008, tijdens mijn laatste jaar kiné, liep ik stage bij Maarten Thyssen, die toen ook al actief was bij de Vlaamse Atletiekliga. Ik kreeg toen de kans om als stagiaire mee te gaan op de Paasstage naar Tenerife. Dat waren mijn eerste stapjes als kinesiste in de atletiekwereld en dat is toen fantastisch goed meegevallen. In juni van dat jaar studeerde ik af en kort daarop mocht ik al meteen mee naar het WK voor juniores in het Poolse Bydgoszcz. Sindsdien zijn er nog heel veel kampioenschappen gevolgd.”

Je komt natuurlijk zelf ook uit de atletiek. Met een persoonlijk record van 2’07”44 op de 800m was je trouwens ook een meer dan degelijke atlete. Maakte die achtergrond de stap naar een functie als kiné in de atletiekwereld gemakkelijker?

“Het was altijd al mijn bedoeling om in de sportwereld terecht te komen. Ik heb een heel breed interesseveld en in mijn beginjaren ben ik ook nog met een aantal andere sportfederaties meegegaan naar kampioenschappen. Mijn hart lag echter wel altijd bij de atletiek. Ik beschouw mijn eigen achtergrond ook als een enorme troef. Je hebt kennis van de sport, je weet hoe een atleet zich voelt en je kan je ook beter inleven in zijn situatie. Op die manier kan je een revalidatie van een atleet ook beter inschatten.”

Samen met Roel Parys en Maarten Thyssen ben je een van de voortrekkers van het medische team. Hoe verloopt die samenwerking?

“We vormen al een aantal jaar een vast team binnen het medische luik van Atletiek Vlaanderen. Die samenwerking verloopt heel erg goed. In de eerste plaats komen we heel goed overeen en kunnen we enorm goed op elkaar rekenen. Daarnaast delen we dezelfde passie en drive voor de topsport. Dat zorgt ervoor dat we een heel goed team vormen. We hebben natuurlijk ook al heel vaak samen in het buitenland gezeten op stages en kampioenschappen. Uit de vele gesprekken die we daar voerden, zijn ook al heel wat ideeën voortgevloeid over hoe we bepaalde zaken kunnen verbeteren. Ik geloof dat we als team dan ook zeker al een aantal grote stappen voorwaarts hebben gezet.”

Wat zijn jouw specifieke taken binnen de medische cel?

“Ik ben Hoofd Fysiotherapeut bij Atletiek Vlaanderen en ik heb dan ook een overkoepelende taak. Ik probeer een overzicht te hebben over de blessures en het revalidatieprogramma van de verschillende atleten en ik zorg ervoor dat er een goeie continuïteit is qua opvolging. Doordat de atleten over het hele land verspreid zijn, is dat vaak een hele uitdaging, maar dat loopt wel vlot. Ik maak ook de planning en zorg ervoor dat er steeds iemand aanwezig is op de verschillende stages en kampioenschappen. Daarnaast werk ik ook nog steeds één op één als kinesist met de atleten en doe ik behandelingen.”

Je doet achter de schermen ook wetenschappelijk onderzoek. Waar ben je zoal mee bezig?

“Dat is het andere luik van mijn functie. Ik ben verbonden aan de KU Leuven en ik gebruik data van onze eliteatleten om wetenschappelijk onderzoek te doen naar blessures en revalidatie. Zo hebben we de laatste drie jaar nagegaan welke blessures er allemaal voorkomen bij onze eliteatleten. We kijken onder andere of dat vergelijkbaar is met het buitenland en we proberen op lange termijn onze werking te verbeteren. Ik ben daar heel intens mee bezig en het doel is natuurlijk om de blessureratio naar beneden te halen. Hoe minder blessures, hoe meer een atleet beschikbaar is voor training en hoe beter de prestaties zullen zijn op een kampioenschap.”

Je bent zelf gespecialiseerd in hamstringblessures. Is dat dan ook de meest voorkomende blessure bij onze atleten?

“Absoluut. Bij sprintsporten zoals atletiek, voetbal en hockey zijn hamstringblessures met voorsprong de meest voorkomende blessures. Dat is en algemeen gegeven en dat is in andere landen niet anders. In de loop der jaren ben ik me daar verder in gaan verdiepen en ik ben onder andere ook onderzoek gaan doen naar de revalidatie van hamstringblessures. De meeste atleten krijgen via een echo de bevestiging dat ze een hamstringblessure hebben, maar eigenlijk wordt er heel weinig rekening gehouden met het type blessure. Bij een hamstringblessure weten we dat er onderliggend van alles aan de hand kan zijn. Het onderzoek, dat voorlopig op beperkte schaal gebeurde, heeft wel al een aantal interessante resultaten opgeleverd. Hoe meer je weet over het type letsel, hoe lager ook het hervalrisico is na een goed opgevolgde revalidatie.”

Moeten atleten en trainers op dat vlak ook niet gewoon meer inzetten op blessurepreventie?

“Ik denk dat dat nu wel al meer en meer gebeurt. We doen bij Atletiek Vlaanderen ook twee keer per jaar screenings en als daaruit blijkt dat de resultaten niet goed zijn, dan gaan we bij de atleet en trainer echt wel aandringen om op blessurepreventie in te zetten. Onze kennis hieromtrent groeit evenals de interesse bij de atleten en begeleiders. Da’s een positieve evolutie.”

Als kiné op een kampioenschap lijkt het me heel erg moeilijk om in te schatten hoever je mag gaan om een atleet op te lappen voor een finale of een volgende ronde. Welke overwegingen moeten dan allemaal gemaakt worden?

“In de eerste plaats moet je natuurlijk kijken welke atleet je voor je hebt en op welk kampioenschap je aanwezig bent. Een Olympische Spelen is iets helemaal anders dan bijvoorbeeld een EK indoor of een internationaal jeugdkampioenschap. We moeten ook nagaan op welk moment in de carrière van een atleet we ons bevinden. Als er plots een blessure opduikt en er volgt nog een finale of een andere discipline, dan is het bij ons meteen alle hens aan dek. We moeten dan onmiddellijk gaan inschatten hoe ernstig het is en of er een risico is om de blessure erger te maken. We moeten ons ook afvragen of het überhaupt mogelijk is om de atleet op te lappen. Afhankelijk van het belang van het kampioenschap, ga je er soms echt voluit voor om een atleet terug wedstrijdklaar te krijgen. Da’s dikwijls een hele uitdaging en het is ook vaak erop of eronder. Het is een keiharde strijd tegen de klok. Het is al een aantal keer gelukt met een topprestatie als resultaat, maar soms lukt het ook niet. Het meest recente voorbeeld is de blessure van Alexander Doom in Parijs. We wisten dat hij een letsel had en dat het mogelijk erger kon worden. Toch hebben we er alles aan gedaan om hem op te lappen. Zelfs na zijn opgave in de individuele halve finale van de 400m, dachten we hem nog te kunnen klaarstomen voor de 4x400m finale. Hij was zo goed als klaar om naar de piste te gaan voor de wedstrijd, maar bij een van zijn laatste sprintjes ging het mis en kon hij uiteindelijk niet starten. Heel jammer, maar het hoort bij onze job.”

Hoeveel inspraak heeft een atleet daar zelf in ?

“We gaan een atleet nooit dwingen om te lopen. Er zijn enerzijds de objectieve parameters die kunnen aantonen of een atleet al dan niet kan en mag lopen. Zo heb ik altijd een krachtmeter bij me en als blijkt dat de krachttesten niet goed zijn, dan weten we meteen dat een atleet niet mag lopen. Anderzijds moet de atleet, los van de die parameters, zichzelf ook klaar voelen om te lopen. Ervaring heeft ons geleerd dat, als een atleet twijfelt, er ook angst is en dat het dan ook vaak kan mislopen. Wij gaan de atleet in kwestie altijd adviseren. De eindbeslissing is meestal een gezamenlijke beslissing van de atleet en de medische staf.”

Je haalde zelf al aan dat het, zeker op een kampioenschap, vaak heel intensief werken is. Waar haal jij dan persoonlijk het meest voldoening uit?

“Ik geniet ervan om onze atleten te zien schitteren op kampioenschappen. Zeker als een atleet bijvoorbeeld een aantal maanden voor het kampioenschap nog aan het revalideren was. Wetende dat je als kine met de begeleiding tijdens de revalidatie een klein steentje hebt kunnen bijdragen aan het succes, geeft me een zeer voldaan gevoel. Ook vaststellen dat het met de Belgische atletiek goed gaat, geeft me een boost. Dat op de World Relays al onze aflossingsteams zich konden plaatsen voor het WK, toont aan dat we goed bezig zijn.”

En bij die atleten zaten ook er ook wel een aantal die deze winter nog aan het revalideren waren.

“Dat klopt. Iemand als Simon Verherstraeten had net voor de stage in Zuid-Afrika het nieuws gekregen dat hij een scheur in de adductoren had. Bij mij was dat meteen een trigger om vanaf dag één van de stage volop voor de revalidatie te gaan. Vier weken later moest hij immers kunnen presteren in China. Zoiets vind ik altijd een leuke uitdaging en het blijft me zelfs na al die jaren nog steeds boeien en drijven. Daarnaast zijn de atleten ook bijzonder dankbaar. Je voelt dat je gerespecteerd en gewaardeerd wordt en ook dat is onbetaalbaar.” 

 

belgaimage-105472224

Kathelijn Polspoel (rechts) met topsportcoördinator Rutger Smith (links) op de OS in Parijs. Foto: Belga.