02/07

Omkadering: Hoofd Coach Werpen Marc Van Mensel

van-mensel

Marc Van Mensel recent te gast in de videopodcast Track Record

Op kampioenschappen staan de spotlights vanzelfsprekend gericht op onze topatleten. Hun prestaties zijn het resultaat van heel wat trainingsarbeid en grote opofferingen. Achter de schermen dragen echter heel wat andere mensen hun steentje bij aan het succes. In de moderne sportwereld is de omkadering van een atleet van cruciaal belang. Daarom een interviewreeks met een aantal mensen uit de omkadering. Vandaag: Hoofd Coach Werpen Marc Van Mensel.

Je bent al een tijdje werkzaam als federatietrainer speerwerpen bij Atletiek Vlaanderen, maar sinds september vorige jaar kreeg je ook de titel Hoofd Coach Werpen. Wat houdt dat precies is?

“Het klopt dat ik vier jaar geleden werd aangesteld als federatietrainer speerwerpen voor de U20 en daar is een beetje later ook de elite bijgekomen. In september vorig jaar hebben ze mij gevraagd om Hoofd Coach Werpen te worden bij Atletiek Vlaanderen. Net als voor iedereen was die titel voor mij niet meteen duidelijk. Het was niet de bedoeling dat ik naast het speerwerpen ook nog eens trainer kogelstoten, discuswerpen en hamerslingeren zou worden. Dat heb ik ook meteen duidelijk gemaakt aan de verschillende atleten die in de werking zaten voor het werpen. Het is wel zo dat ik ga proberen om verschillende zaken te faciliteren voor de andere werpnummers. Ik ga proberen buitenlandse en binnenlandse intelligentie te koppelen in de breedte en in de top. Op die manier wil ik meer kennis en kwaliteit binnenbrengen in de werking."

Daar was de werpclinic met de Britse coach Paul Wilson een paar weken gelden een mooi voorbeeld van. 

“Klopt. In samenwerking met de kogelstoottrainers Jordy Beernaert, Filip Eeckhout en Dirk De Herdt hebben we dat event georganiseerd. Ik heb toen contact opgenomen met Paul Wilson, die ook Jolien Boumkwo begeleidt, en die heeft in Oordegem een zeer interessante clinic gegeven. Da’s bijzonder in de smaak gevallen bij de werptrainers en de opkomst was ook een groot succes. Ik wil dat nu doortrekken en volgend jaar is het de bedoeling om vier werpweekends te organiseren met telkens minimaal één nationale of internationale spreker die toelichting komt geven over krachttraining, techniektraining etc.”

Hoe is het in Vlaanderen gesteld met het werptalent?

“Er zit zeker heel veel talent in Vlaanderen. Als je de kaart van Vlaanderen neemt en je plakt daar de top 10 bij de cadetten en scholieren van de verschillende werpnummers op, dan zie je heel duidelijk kernen terugkomen. Dat zijn atleten die bij een goed opgeleide trainer zitten. Dat zijn kernen die mij eigenlijk niet heel veel interesseren, want je weet dat die atleten in goeie handen zijn. Ik ben vooral op zoek naar de enkelingen die bij hun club zo goed als geen begeleiding hebben. Als speerwerptrainer probeer ik voor die atleten het een en ander te doen. Ik geef minimaal één keer per week training aan deze jongens en meisjes. Ik nodig dan ook de clubtrainers uit en dat zijn zaken die op termijn wel beginnen te renderen. Zoiets moeten we ook naar de andere werpnummers proberen doortrekken. We moeten ervoor zorgen dat er in de breedte een goeie werking is en dan worden de toppers nog meer de hoogte in gestuwd.”

Wat ontbreekt er vooral om jonge talenten te laten doorstromen naar de internationale top?

“Als we onze nationale ranglijsten bij jeugd vergelijken met die van Nederland, Duitsland en Frankrijk dan is dat zeer gelijklopend en kunnen we zeker mee. Het talent is aanwezig, maar dan plotseling vlakt dat af. We zien dat er bij de scholieren en juniores een gigantische terugval is. Het grote probleem daarbij is dat de atleten in kwestie al van bij de jeugd drie trainingen per week afwerken en dat de intensiteit met de jaren niet de hoogte wordt ingedreven. Als je als scholier nog steeds maar drie trainingen per week afwerkt, dan blijf je hangen. Ook krachttraining moet op jongere leeftijd bij die atleten op een verstandige manier worden geïntroduceerd. Ik weet dat dit een zeer gevoelig onderwerp is in Vlaanderen, maar van zodra een atleet biologisch er klaar voor is, kan er met krachttraining begonnen worden. Dat houdt vooral in dat ze de basisoefeningen onder de knie moeten krijgen. Het is vooral techniektraining waardoor ze de oefeningen correct en met een goeie basishouding uitvoeren. Op die manier past hun lichaam zich daaraan aan en dan kunnen ze op latere leeftijd met zwaardere gewichten werken.”

Toen je in 2011 stopte met speerwerpen, zei je dat je definitief uit de atletiekwereld zou verdwijnen. Lang heb je dat toch niet volgehouden.

"Ik ben ook effectief een andere richting uitgegaan. Toen ik stopte was ik al een tijdje actief als fysical trainer in de hockeywereld. Het is eigenlijk door mijn jongste zoon dat ik opnieuw in de atletiek gerold ben. Wij hebben thuis een grote tuin en hij begon daar toen af en toe met een paar speren te werpen die ik nog ergens had liggen. Ik merkte dat hij een goeie arm had en toen heb ik hem voorgesteld om zich aan te sluiten bij een atletiekclub. Ik ging vaak mee naar de trainingen en zat daar meestal wat verbeterwerk te doen voor school. Toen ik een atleet met een trainer zag speerwerpen, stelde ik voor om wat te helpen. Door mijn ervaring kon ik misschien wel iets betekenen. De trainer en het bestuur gingen akkoord en zo ben ik terug in de atletiekwereld gesukkeld.”

Had je gedacht dat je trainerscarrière zo’n omvang ging aannemen?

“Totaal niet. Ik had ook die ambitie niet, maar als ik ergens voor ga, dan geef ik me wel altijd voor de volle 100%. Dat typeert mij. Bovendien spreek ik vol passie over mijn sport en dat blijkt zeer aanstekelijk te zijn.”

Is er sinds je gestopt bent met speerwerpen veel veranderd?

“Ik ben met het serieuze speerwerpen gestopt in 2006, maar daarna deed ik nog wel wat mee bij de masters. Laat ons zeggen dat ik ondertussen al heel veel geleerd heb en dat mijn blik enorm verruimd is. Als atleet zat ik een beetje vastgeroest in bepaalde schema’s en visies.”

Met de kennis die je nu hebt, had je dan niet meer uit je carrière kunnen halen?

“Da’s zeer moeilijk te zeggen. Ik was als jonge gast nogal een koppigaard. Ik had mijn eigen visie en deed mijn eigen ding. Het was heel moeilijk om mij te overtuigen om iets anders te proberen. Er zijn een aantal mensen die dat wel geprobeerd hebben, zeker op latere leeftijd. Maar mijn reactie was dan steeds : laat me toch gewoon doen, da’s allemaal niet meer voor mij. Dus ja, geen idee of ik meer had kunnen bereiken.”

De werpnummers krijgen over het algemeen veel minder aandacht dan de andere nummers. Vind je dat er voldoende inspanningen geleverd worden om dat te veranderen?

“Neen, totaal niet. Ik probeer nu te onderhandelen en met de juiste mensen te praten. Het is mijn bedoeling om aan de juiste touwtjes te trekken en om op die manier de toegankelijkheid naar de top voor de werpers iets gemakkelijker te maken. Concreet vind ik dat bijvoorbeeld de limieten voor de werpers bij de jeugd veel te scherp zijn. Twee jaar geleden was ik in Jeruzalem voor het EK U20. Ik zag daar de meisjes speerwerpen en als je in de kwalificaties 44m gooide, dan mocht je naar de finale. In de finale was 45m net onvoldoende voor top 8. De eis van België om naar dat EK te mogen was 52m50 en daarmee stond je op het podium. Het probleem is dat de limieten worden opgesteld aan de hand van de resultaten van de laatste twee jaar op het einde van het kalenderjaar. We vergeten dat de selectiedatum voor een EK of WK bij de jeugd afloopt voor de helft van het seizoen. Da’s meestal begin juli. In de werpnummers zijn er heel wat atleten die ook in het najaar hun records gaan breken. De Europese top 20 ziet er eind juni helemaal anders uit dan eind december. Ze zouden de top 20 moeten bekijken wanneer de selectiedatum afloopt en niet op het einde van het kalenderjaar. Dat zou voor heel andere selectiecriteria zorgen.”

Het is natuurlijk ook belangrijk om rolmodellen te hebben, atleten waar de jeugd kan naar opkijken.

“Das correct. Dat geeft de sport een enorme boost. De toppers die we in de werpnummers hebben, worden naar mijn mening door het grote publiek ook onvoldoende gewaardeerd. Philip Milanov is daar het beste voorbeeld van. Maar als we nog verder terugkijken: Jo Vandaele, die jarenlang het Belgische discuswerpen heeft gedomineerd en Wim Blondeel die in het kogelstoten 19m heeft gehaald. Wie weet dat de dag van vandaag nog? Maar we doen ons best om iets te veranderen. Da’s toch onze ambitie.”

In de recentste aflevering van onze videopodcast Track was Marc Van Mensel nog te gast samen met Bart Bennema en Fernando OlivaBekijk hier de aflevering op YouTube.