19/11

Door de muur met Eline Berings: "Het totaalplaatje telt, één zotte training kan iedereen"

berings-eline-2018-mvd-jdc

Eline Berings.

In een nieuwe reeks – Door de muur genaamd – spreken we met onze beste atleten over training. Wat was hun zwaarste training ooit? Welke training doen ze graag? En welke veel minder graag? Om de twee weken vindt u bij ons het antwoord van een van onze elites. Eline Berings bijt de spits af.

Hoe vaak train je?

"Dat hangt wat af van de periode van het jaar. Op dit moment zijn het acht à negen sessies van twee uur. Ik doe drie krachttrainingen, drie keer snelheid-horden, één keer snelheid-uithouding, één keer tempo's en dan nog één rustige training met wat sprongen en mobiliteit."

Wat is je favoriete training?

"De hordetrainingen natuurlijk, en meer specifiek de elf-hordentraining. Dat is de leukste. Je doet één horde meer dan in wedstrijd, en ze staan één voetje dichter bij elkaar. Het is uitdagend en leunt dicht aan bij een wedstrijd. Ik begin er een week of vijf voor de wedstrijden mee en kan mij daar helemaal in uitleven en zien waar ik sta. In de winter ga ik maar tot acht horden, ook door de beperkte ruimte. Die elf horden herhaal je meestal vier tot zes keer binnen één training, uitzonderlijk tot acht keer. Het is een maximale inspanning op volle snelheid. Heel zwaar, maar heel leuk."

En je minst geliefde training?

"Er zijn weinig dingen die ik niet graag doe, ik train heel graag. Elke training waarvan ik weet dat ze nuttig is, doe ik graag. Maar natuurlijk zijn er ook bij mij trainingen waar ik minder graag aan begin. Iedereen die mij kent weet dat ik heel explosief ben, dus de langere afstanden doe ik met iets minder enthousiasme. Ik probeer ook daar de uitdaging te zoeken en ervoor te gaan, maar dat soort trainingen sluit het minst aan bij wat ik goed kan. We hebben het dan bijvoorbeeld over herhalingen van 200 meter of tempolopen bergop."

Wat is de zwaarste training die je al deed?

"De zwaarste trainingen deed ik bij Wim Vandeven. Hij staat een beetje bekend om heel veel loopwerk. Een typische training was 100 meter spurt, 30 seconden rust, 100 meter spurt, 90 seconden rust. Tot je niet meer kunt. Op een bepaald moment ging dat tot 20 keer. Het is extreem, en ook een beetje kijken hoever je mentaal kan gaan. Elke coach heeft wel zijn stokpaardje. Bij de Gentse trainers is dat meestal de Skiberg oplopen in het weekend. Ook nu ik mezelf coach doe ik nog wekelijks een soort killertraining, maar het is het totaalplaatje dat telt. Je moet de volledige week bekijken en de belasting samentellen, want één zotte training doen kan iedereen. Zelf ben ik daar hoe langer hoe minder in geïnteresseerd."  

"Het idee dat je kruipend en overgevend op de grond moet liggen, vind ik trouwens niet juist. Dat kan gebeuren, maar het mag niet het doel van de training zijn. Iemand laten lopen tot hij niet meer kan, is heel makkelijk. Je moet je afvragen of het nodig is. Overtraining is heel snel gebeurd en ik zie nog altijd veel atleten die overtraind zijn. Een training die zwaar onderschat wordt is iets in de aard van 2x4x60 meter. Het is weinig loopwerk, maar voor het zenuwstelsel is dat heel zwaar. Het duurt tot 72 uur voor je daar van hersteld bent."

Bij welke training voel je: ik ben klaar voor die grote wedstrijd?

"Dat is een combinatie van kracht, snelheid en techniek of ritme. De krachtzaal is een eerste grote parameter. Als mijn maximale kracht hoog ligt en ik ben explosief, voel ik dat ik goed ben. Voor mijn snelheid gebruik ik een elektronisch meetsysteem. Als ik bepaalde tijden begin te lopen, is de vorm er. Het belangrijkste zijn de horden. Ik meet de intervallen tussen de horden, en als ik rond de één seconde begin te lopen, zit het goed. Ik weet dat ik op wedstrijd altijd nog meer kan dan in training. Los van die metingen ben ik een heel intuïtieve sporter. Meestal voel ik gewoon dat ik een andere energie heb en alles net iets scherper doe bij topvorm. Ik klamp me niet vast aan tijden en waarden. Als je daarop gaat focussen, kan het averechts werken."